Niet helemaal, uiteindelijk. Het gaat over een Nederlandse Seven: licht, open, een buizenchassis, en een soort kit car, want home built. Ook van rond dezelfde tijd: midden tot eind jaren vijftig. Met zijn styling en de motor in het midden herinnert hij mij alleen meer aan een Porsche 550 dan aan de Lotus. Ik schreef over zijn see-through-tekening in mijn column in Octane 071.

‘Ik vermoed dat de Van Hilten Special onderhuids de auto is die door mijn vader is ontworpen en gebouwd’

Ik kreeg deze mail van Jaap Margry als reactie: “Als redacteur van de Panhard Koerier, het blad van de NL Panhard club, ben ik heel benieuwd naar de special die je vader maakte op basis van een Panhard. Het zou voor ons bijzonder zijn als daar nog wat foto’s of schetsen van te vinden zijn, of een anekdote? Of misschien bestaat de auto nog? Heeft hij ooit gereden? Er zijn in de jaren ’50-’60 in Nederland meerdere specials op basis van een Panhard gebouwd en ik ben erg benieuwd of het hier om een bekende auto gaat.” Het werd een e-mail conversatie. Hieronder een klein deel ervan.

Mathijs:

“Bijgevoegd de see-through van de Panhardspecial. Ik heb ook nog een foto van mijn vader, stoer zittend in het rollend chassis. Die staat thuis op mijn dressoir. Geen verhalen van mijn vader meer. Hij overleed al in 1990. Wel nog de verhalen van zijn iets jongere broer Hans, die achterop de Rumi scooter de dunwandige pijpen voor het chassis, gekocht in het Westelijk Havengebied in Amsterdam, moest vasthouden op weg naar hun huis in Zwanenburg.”

Jaap:

“Wat een prachtige tekening! Eind jaren ’90 stuitten we op een vergelijkbaar project in Leiden: de mooie Van Hilten Special, die eveneens een Panhard-motor achterin heeft met dwarse bladveer voor en achter en een vergelijkbare sportieve koets!

De auto zou nog steeds bestaan, is in 1998 geëxposeerd op een club-evenement maar is daarna helaas uit ons zicht verdwenen. Er zat geen motor meer in. De eigenaar in 1998 heette Herman de Liefde.”

M:

“Ik heb het vermoeden dat de Van Hilten Special onderhuids de auto is die door mijn vader ontworpen en gebouwd is. Maar dat is een wild guess. Ik zal mijn oom vragen of hij het leuk vindt eraan mee te werken. Hij weet er veel meer over dan ik…”

J:

“Hierbij het stukje dat in 1998 in de Panhard Koerier over de Van Hilten Special is geschreven. Het lijkt erop dat je gelijk hebt! Benieuwd naar de foto!”

De vader van Matthijs, Nic van Dijk in zijn Panhard Special

Ik was verrast het gesprek met Van Hilten te lezen, met daarnaast foto’s uit de jaren ’60 van een barchetta, gewoon geparkeerd tussen andere auto’s in de straat. Ik dacht altijd dat mijn vader de auto had verkocht, en dat hij uiteindelijk tegen een boom was geëindigd. En eerlijk gezegd was hij minder knap dan ik me had voorgesteld op basis van de tekening. Toen kwam Hans, de jongere broer van mijn vader, ook op de lijn:

“Leuk deze historie. Als de Van Hilten de auto is van de oorspronkelijk door mijn broer Nic gebouwde auto, dan moet toch een en ander in het verhaal van Van Hilten worden gecorrigeerd. De auto van Nic was technisch verregaand klaar, maar heeft bij hem nooit echt gereden. Maar wel hebben we hem – toen dus nog zonder body – achter mijn vaders Borgward van Zwanenburg naar Eindhoven gesleept. Stuur en remmen werkten toen goed. Ik herinner mij een voor Nic heel koude tocht. Het buizenchassis met voor en achter een dwarse bladveer en boven en onder triangels was naar voorbeeld van de door John Tojeiro ontworpen AC Ace. Het waren volgens mij de oorspronkelijke Panhard-bladveren, aangevuld met telescoopdempers, dat waren op zijn tekening natuurlijk Koni’s.”

De Panhard Special met Van Hilten body.

De kernvraag blijft: gaat het om dezelfde auto? Mijn vader verhuisde destijds naar Eindhoven om bij DAF aan de Dafodil te werken. Van Hilten zou het project hebben overgenomen van een collega bij DAF die er geen tijd meer voor had. Volgens Van Hilten ontwikkelde hij een buizenchassis en gebruikte hij twee voortreinen van een Dyna X als basis. Maar dat blijkt niet helemaal te kloppen – precies waar Hans op doelde. Het ging namelijk om de Panhard Special van mijn vader, waarvoor Van Hilten later de polyester carrosserie ontwierp en bouwde. Is er toch niet nog meer dan die ene tekening en foto? Ik vond bij mijn moeder een heel klein leren zak-fotoboekje. Ik zag het voor de eerste keer.

In zwart-witfoto’s van 6,5 bij 6,5 centimeter is de hele ontstaansgeschiedenis vastgelegd. Van de Panhard-motor met twee grote carburateurs en de zelfontworpen en zelfgemaakte onderdelen zoals chassis en wielophanging tot de assembly. Foto’s deels genomen vanuit de zolder, deels vanuit de serre van het huis in Zwanenburg. Hij moet zo trots zijn geweest dat hij deze altijd bij zich droeg. Ik scande ze en blies ze op naar groot formaat. Elk klein detail en de verfijndheid van het construeren is daarop zichtbaar.

De serre? Ik moest wel een anekdote bijstellen. Ik vertel altijd dat mijn vader de auto bouwde in de woonkamer van zijn ouderlijk huis. Als oudste van acht kinderen had hij een bevoorrechte positie. Zijn moeder, een kunstenares, stimuleerde al zijn creatieve plannen. Zijn vader, kandidaat-notaris, vond het allemaal prima.

Volgens mijn verhaal moest uiteindelijk de hele pui eruit om de auto naar buiten te krijgen. Maar dat klopt dus niet. De auto stond in de serre. Als iemand weet waar de barchetta nu is, laat het me weten. En dan terugbrengen naar de oorspronkelijke elegantie van de tekening? Of gewoon helemaal opnieuw beginnen en het verleden het verleden laten?