Laten we daar even wat dieper op ingaan. Lancia introduceerde de Delta als de spirituele opvolger van de compacte Fulvia Berlina. Het ontwerp was afkomstig van Italdesign en was gebaseerd op het platform van de Fiat Ritmo, dat grotendeels afkomstig was van de Fiat 128. De motoren waren veelal gelijk aan die van de Ritmo, viercilinders met een enkele nokkenas, ontworpen door niemand minder dan Aurelio Lampredi. Dankzij dubbele Webers en een door Lancia ontwikkeld in- en uitlaatsysteem leverde de motor wel iets meer vermogen en raffinement.

De sportieve ontwikkeling van de Delta is begonnen met de geblazen HF Turbo in 1983, die al snel werd opgevolgd door de in 1986 op de autoshow van Turijn onthulde 2,0-liter HF 4WD. Een jaar later kwam de HF Integrale op de markt, met de iconische uitgebouwde wielkasten en dankzij rallysuccessen op zowel asfalt als gravel is de Integrale 16V en Evoluzione gevolgd. Die laatste had nog breder uitgebouwde wielkasten vanwege de grotere spoorbreedten. Ook waren de algehele constructie en wielophangingen versterkt en had hij een nieuw vormgegeven motorkap en koplampen. Het vermogen was 212 pk (30 pk meer dan voorheen), hij had remmen van Brembo en opvallende wielen van Speedline. De bouw van deze auto was uitbesteed aan Maggiora, dat daartoe een deel van de fabriek in Chivasso had overgenomen van Lancia. Met de Delta heeft Lancia vier keer de rijderstitel in het wereldkampioenschap rally’s gewonnen, in 1987, ’88, ’89 en ’91.

Zoals je in Octane 064 hebt kunnen lezen is er tegenwoordig een vervolg van de legende op de markt, een moderne versie van de Integrale: de Stradale van het Nederlandse Maturo Competition Cars, met een vermogen van 400 pk, een versterkt chassis en een carrosserie die grotendeels van koolstofvezel is. Het is niet de eerste keer dat Nederlanders zich over een upgrade van de Integrale gebogen hebben, zie de Hyena Zagato, het geesteskind van Paul Koot, zoon van een vader die een gepassioneerd liefhebber was van Italiaanse sportwagens. Veel tijd heeft hij doorgebracht met sleutelen aan de auto’s van zijn vader.

In de jaren ’80 richtte Paul een eigen bedrijf in klassieke Italianen op en kwam in contact met Elio en Andrea Zagato toen hij meer wilde weten over het repareren van de aluminium koets van de Aston Martin DB4 GT Zagato die hij aan het restaureren was. Tijdens een gesprek in 1990 toonde Elio Zagato hem een tekening van een compacte coupé, geschetst door Marco Pedracini. Koot stelde voor om het ontwerp op het chassis van een Integrale te laten passen – “ik vond dat de beste basis in die tijd”, vertelde hij mij eind 2001 – en zo zijn de plannen voor de Hyena ontstaan. In eerste aanzet dacht Paul aan een serie van zes auto’s, maar tijdens de presentatie van een conceptstudie op de Brusselse autoshow in januari 1992 kon hij meteen al veertien bestellingen noteren.

“We konden dus niet anders dan ze bouwen”, aldus Paul indertijd en het jaar daarop stond er in oktober een echt prototype op de beurs in Parijs. Het idee was dat Zagato een stalen frame en een aluminium huid op het chassis en de aandrijftechniek van de Integrale zou maken. Lancia gaf zowaar toestemming voor het plaatsen van het logo op de auto en de dealers stonden in de rij om de Hyena te mogen verkopen. Alleen was het proces toch niet zo eenvoudig, want Lancia bleek niet in staat om het rollende chassis te leveren (dat wordt overigens door Paul Koot bestreden, zie zijn terugblik verderop, red.) en na een jaar discussiëren was het project bijna gestrand. Dus zat er voor Paul niets anders op dan complete HF Integrales te kopen bij de Nederlandse Lancia-importeur LANIM en die vervolgens te strippen bij zijn eigen Lusso Service Holland.

De gestripte Lancia’s gingen vervolgens naar Zagato in Milaan om aldaar de nieuwe carrosserie te krijgen. Het koetswerk van Zagato was gemaakt van een aluminium legering, ondersteund door een lichtere stalen structuur, met composietmaterialen voor de deuren, dorpels en bumpers. De auto was 50 procent stijver dan de originele, torsiegevoelige Delta en 15 procent lichter, niet alleen dankzij de gekozen materialen en een eenvoudiger koetswerk (twee deuren, geen openende achterklep), maar ook dankzij alle interieuronderdelen die door MOC in Frankrijk van koolstofvezel waren gemaakt.

De noodzaak om complete auto’s te moeten kopen en het arbeidsintensieve ontmantelen en opnieuw assembleren hebben ertoe geleid dat de Hyena te duur werd om goed te kunnen concurreren. Het oorspronkelijke businessplan van Koot was gebaseerd op 600 stuks, uitgaande van een rollend chassis van Lancia, en daarmee was de prijs uitgekomen op die van een Alfa Romeo GTV uit die tijd. Toen de auto uiteindelijk op de markt kwam, kostte hij maar liefst om en nabij de twee ton, ruim twee keer zoveel als voorzien. Daarmee schoot de Hyena opeens het territorium van de Ferrari 348 binnen en het was veel geld voor een viercilinder coupé, gebaseerd op een oude hatchback. Dat konden zelfs de exotische naam Zagato en de rallyhistorie van de Delta niet goedmaken.

Toen Paul nog eens door de cijfers ging, rekende hij met een seriegrootte van 75 auto’s, maar toen de productie eindelijk op gang gekomen was, stopte Lancia met de Integrale en uiteindelijk heeft hij tussen 1992 en 1995 maar 24 Hyena’s kunnen afbouwen. Tijdens mijn gesprek met Paul in 2001 stonden er nog twee Hyena’s voor afbouw te wachten op de moeizaam beschikbare voorruit, dezelfde als die van de Alfa Romeo SZ, welke ook door Zagato was getekend.

Het exemplaar op deze pagina’s was te koop bij Girardo & Co in Londen en het is de tweede Hyena uit de serie, met een chassisnummer van de donor-Integrale uit 1991. Hij is uniek vanwege zijn uit de Delta afkomstige achterbank. Achterin is er wel ruimte voor de benen, maar niet zo veel voor het hoofd. De eerste eigenaar was een Engelse bankier die op zoek was naar een opwindende maar comfortabele auto om er de afstand tussen zijn huizen in Engeland en Italië mee af te leggen. De standaard Hyena heeft een vermogen van 250 pk, maar dit exemplaar is verder gemasseerd richting 300. Dat is gebeurd middels montage van een cilinderkop met geoptimaliseerde gasstromen, snellere nokkenassen en een verbeterd uitlaatspruitstuk, met als resultaat een bredere vermogensband. Bovendien heeft de auto geperforeerde en gegroefde remschijven en een 90-liter competitietank voor een actieradius van zo’n 700 kilometer.

In oktober 2004 is de Hyena verkocht en naar Mavcorse Preparazione Sportive in Milaan gebracht, waar hij de huidige zwarte kleur heeft gekregen. De binnenbekleding is daar verwijderd om het hele interieur te bekleden met Teknofibra isolatiemateriaal, voor meer comfort en warmtewering. Vervolgens is de auto in 2012 gekocht door een Franse verzamelaar die de Hyena verder heeft aangepast met opgewaardeerde nokkenassen en klepveren, verstelbare nokkenaspoelie, een Garrett GT28 turbo, een grotere tussenkoeler, een luchtinlaat van koolstofvezel, een beter motormanagementsysteem en een meter voor de turbodruk. Sinds 2018 verblijft de Hyena in Engeland.

Zodra ik het afgevlakte stuurwiel van OMP – door de Franse eigenaar gemonteerd – in mijn handen heb, zie ik typische Zagato-elementen, zoals de contouren van het double-bubble dak die terugkomen in de bovenkant van het dashboard, en de Z-vormige ‘vouw’ in de deurbekleding. Je ziet ook dat er een greep in diverse onderdelenmagazijnen is gedaan: aan de buitenzijde heeft de Hyena de sierlijke deurgrepen van de Alfa Romeo Spider, binnenin de meer prozaïsche, plastic handgrepen van de Fiat Tipo en de luchtroosters van de Alfa 75.

De zitpositie zou verkeerd moeten zijn, want je zit hoog, zoals in de Delta, met het gaspedaal enigszins naar rechts en het stuurwiel in je schoot, terwijl je armen gestrekt zijn. Toch past het mij verrassend goed, door mijn korte benen. Als ik, voor mijn armen, iets verder naar voren zou willen zitten, stoot ik mijn hoofd onvermijdelijk tegen de dakrand.

Stationair klinkt de motor allesbehalve exotisch: niet het oorstrelende geluid van véél cilinders, maar het licht industriële van de Integrale viercilinder. Geef gas en hij klinkt als de dubbelnokker van een Alfa Romeo uit de 105-serie: hij grauwt en is vooral ongeduldig, wat ik als een aanmoediging zie. Als je hem geeft wat hij wil – veel lucht en benzine – blijkt hij heel handelbaar, er is onmiddellijk trekkracht, je hoeft niet te wachten totdat hij hoog in toeren is geklommen. Als de turbo op volle kracht draait, word je naar een heel ander niveau getild, hij is dan opwindend snel, snel genoeg zelfs om menige junior superauto partij te geven. Ik denk dat je er weinig moeite mee zult hebben om een Ferrari 348 bij te houden. De wegligging is heel stabiel en evenwichtig, hij heeft veel grip en laat zich heel nauwkeurig besturen.

Hoe meer snelheid je opbouwt, hoe meer hij het wegdek gladstrijkt, oneffenheden neemt hij zonder strapatsen en in bochten rolt hij weinig om zijn lengte-as, precies genoeg eigenlijk om te voelen wanneer je de limieten van het chassis begint te naderen. Die liggen hoog, hij heeft een beangstigend talent om je met hoge snelheid een hoek om te krijgen, zonder je het gevoel te geven dat elke curve je laatste kan zijn. Hij rijdt alsof hij van elke B-weg een klassementsproef wil maken, wat ik met de Integrale als basis eigenlijk wel had kunnen verwachten.

De aandrijflijn maakt een heel solide indruk, hij kan het krachtenspel prima hebben, en het motorkoppel heeft nauwelijks invloed op de besturing – ook niet op het contactgevoel met de voorwielen. De nauwkeurigheid en het gemak waarmee de versnellingsbak zich laat bedienen zijn lichtjaren verwijderd van het vage geroer waartoe de transmissies van Fiat je indertijd noodzaakten.

De stijfheid van de carrosserie is een ander opvallend kenmerk. Op uitdagende wegdekken was in de Integrale altijd wel iets waar te nemen van zijn torsiegevoeligheid, maar de Hyena gedraagt zich daar alsof hij uit één blok is gehouwen. Voor een chauffeur die zo snel mogelijk van A naar B wil, is er weinig dat de Hyena kan evenaren, maar je moet wel een stevig incasseringsvermogen hebben om een rit dwars door Europa vol te houden.

Hyena’s komen niet vaak te koop, wat te verwachten is omdat er maar 24 stuks gemaakt zijn. De laatste keer dat ik erin reed was in 2010; toen was de prijs al aanmerkelijk hoger dan in 2001 voor de laatste twee nieuwe Hyena’s gevraagd werd. De Ferrari 348 was zijn concurrent toen hij nieuw was: daarvan zijn in totaal ongeveer 7000 stuks gebouwd, dus vanzelfsprekend zijn er nu meer te koop, met prijzen die zich rond de 70.000 euro bewegen – reken op 80 mille of meer voor een 348 met weinig kilometers. De prijzen die voor een Hyena gevraagd worden, reiken naar het drievoudige daarvan. Een passend niveau voor een zeldzame exoot en een echte Zagato – ondanks zijn bescheiden afkomst.

Tekst Glen Waddington // Foto’s Barry Hayden

LANCIA HYENA ZAGATO (1991) *

MOTOR 1995 cm3 viercilinder turbo met twee bovenliggende nokkenassen en 16 kleppen, brandstofinjectie VERMOGEN 250 pk bij 5750 min-1 KOPPEL 300 Nm bij 3500 min-1 TRANSMISSIE handgeschakelde vijfbak, vierwielaandrijving BESTURING tandheugel, bekrachtigd LxBxH 4008 x 1730 x 1278 mm WIELBASIS 2480 mm REMMEN geperforeerde en geventileerde schijven (Brembo) rondom, bekrachtigd GEWICHT 1148 kg (rijklaar) 0-100 KM/H in 5,7 sec TOPSNELHEID 235 km/h

* standaard specificaties

× Wil je direct contact?