TEKST Mark Dixon // FOTOGRAFIE Bentley Motors Ltd

“Bond had de meest zelfzuchtige auto van Engeland… Hij reed als een trein en Bond hield er meer van dan van alle vrouwen die een rol speelden in zijn leven samen.” Met die woorden introduceerde Ian Fleming de auto van zijn fictieve creatie James Bond. Dat was in Thunderball, de roman uit 1961, en de auto waarom het ging was geen zilvergrijze Aston Martin DB5 – dat was een idee van de filmmakers –, maar een one-off Bentley Continental roadster. Deze Continental was zeker niet Bond’s eerste Bentley, maar het is wel de auto die het vaakst in de boeken voorkomt en het is de auto die nu eigendom is van Bond-liefhebber Tony Hunter.

Omdat de Bentley van Bond geheel fictief was, was er maar één manier waarop Tony hem kon bezitten: door hem zelf te bouwen. Gelukkig was hij zijn hele leven al werkzaam geweest als auto-ontwerper. Hij was begonnen bij Rover in 1990, gevolgd door dienstverbanden bij diverse grote merken – het interieur van BMW’s ‘nieuwe’ Mini is bijvoorbeeld van zijn hand. Zijn laatste werkgever was Tata waar hij hoofd van interieurontwerp en -productie was. Tegenwoordig is hij freelance actief als ontwerpconsulent. Hij is ook al heel lang een Bond-fan. “Ik was als kind dol op Fleming’s boeken, en er was iets in de relatie die Bond had met zijn auto waardoor ik eenzelfde band wilde krijgen met een auto in mijn leven”, legt hij uit. “Eerst dacht ik dat ik gewoon een Bentley moest kopen, en dat ik me dan als James Bond zou voelen. Ik maakte proefritten met R-Types, S1’s en zelfs auto’s uit de T-serie, maar geen enkele was precies wat ik me ervan had voorgesteld. Eigenlijk moest de auto een cabriolet zijn en ook handgeschakeld, hij moest als iets speciaals voelen. Dus toen dacht ik: nou, ik ben auto-ontwerper, hoe moeilijk kan het zijn?”

Aangezien Bond’s Bentley zogenaamd een gemodificeerde Continental was, wat in feite een coachbuilt carrosserie op het chassis van een R-Type was, vond Tony dat hij in staat zou moeten zijn om iets vergelijkbaars te creëren. Dus kocht hij als donor een R-Type van 1954 met carrosserie van James Young van een bedrijf dat Bensport heette en een eigen interpretatie bouwde van een tweedeurs Bentley coupé, ‘La Sarthe’ genaamd. Die R-Type van ’54 bleek niet zo goed als hij had gehoopt, maar het contact met Bensport heeft geleid tot een samenwerking en een nieuwer en driester ontwerp voor de La Sarthe.

“Ik ging elke maand naar Polen om het werk van de carrosseriebouwers aan de La Sarthe daar te volgen”, legt hij uit. ‘Hoewel het resultaat niet helemaal was wat ik voor ogen had, heeft het proces me wel geholpen erachter te komen hoe mijn Bond Bentley moest worden. Vervolgens vond ik op eBay een andere donorauto in de Verenigde Staten. Het was een originele rechtsgestuurde R-Type uit 1953, nog steeds voorzien van een Londens kenteken, met een achterkant die was uitgebrand door het in brand vliegen van de benzinetank. Ik heb hem kunnen kopen voor slechts £ 4500,- inclusief transportkosten! Ik heb mijn andere R-Type daarna verkocht en het geld heb ik gebruikt voor de bouw van mijn Bond Bentley.”

Ian Fleming was zelf niet per se een echte ‘petrolhead’, maar in zijn romans pionierde hij met wat we nu ‘product placement’ noemen: strooide met namen van bekende merken om realisme en sfeer toe te voegen. Dat deed hij ook met auto’s: Bond rijdt in de reeks boeken met behoorlijk wat exemplaren, te beginnen met een ‘Blower’ Bentley cabriolet-coupé uit 1930 in Casino Royale. In de film Goldfinger uit 1959 heeft hij met een Aston Martin DB MkIII gestoeid, een auto uit het wagenpark van de geheime dienst MI6 en daarna heeft hij definitief gekozen voor de Bentley roadster die debuteerde in Thunderball en daarna nog is aangetreden in On Her Majesty’s Secret Service en The Living Daylights.

De Bentley roadster heeft in Thunderball veel aandacht gekregen. Er wordt gezegd dat het een door een ongeluk beschadigde Continental was die Bond heeft laten ombouwen naar zijn eigen ontwerp – ‘een keurige, vrij hoekige tweezits cabriolet met een elektrisch bediend dak en een stompe, tamelijk lelijke achterkant’. Fleming heeft ook uitvoerig uit de doeken gedaan dat de auto in een ‘niet glanzend blauwgrijs’ was gespoten omdat Bond zijn Bentley niet wenste te vertroetelen – net zoals zijn vrouwen. Fleming legt uit: “Een auto, hoe prachtig ook, is slechts een voortbewegingsmiddel (hij noemde de Continental ‘de Locomotief’…) dat te allen tijde klaar moet staan om zijn inzittenden voort te bewegen – zonder lompe portieren waaraan je je nagels scheurt of verwennerij van de mechaniek, afgezien van een kleine maandelijkse servicebeurt.”

Verdere aanwijzingen voor het uiterlijk van de Bentley zijn gevonden in een brief van Fleming aan coureur Whitney Straight – wiens naam perfect zou passen bij een personage uit een Bond-roman – waarin Fleming informeert naar een geschikte carrosseriebouwer om zijn fictieve auto te laten voltooien. Hij schrijft aan Straight: “Ik zou graag zien dat het een kruising is tussen een Bentley Continental en een Ford Thunderbird – dat wil zeggen met een kleinere cockpit, een lange motorkap en een grote kofferbak”. Straight stelde voor om HJ Mulliner te kiezen, en daarom zou de auto van Bond zogenaamd zijn gebouwd door Mulliner’s, zoals in feite de meeste standaard Continentals.

Fleming zelf was een fan van Amerikaanse auto’s en bezat twee Thunderbirds, zijn eerste was een zwarte uit 1956 die hij kocht met de opbrengst van de verkoop van de filmrechten van Casino Royale. Zijn laatste auto was een Studebaker Avanti, die hij gebruikte voor snelle ritten tussen Londen en zijn huis in Kent, voordat hij in 1964 op slechts 56-jarige leeftijd overleed.

Terug naar Tony’s interpretatie van Bond’s Bentley. “Ik ben redelijk bedreven in CAD en had veel ruwe schetsen gemaakt. De plaatwerkers in Polen die ik via Bensport had leren kennen, hebben op basis van mijn CAD-model een mal uit draadstaal gemaakt voor de plaatwerkdelen. De complete carrosserie is met de hand uit aluminium geklopt en in Polen gebouwd op een oud chassis dat Bensport daar had achtergelaten, terwijl ik bezig was mijn eigen chassis in Groot-Brittannië te restaureren.”

“Ik heb geprobeerd te denken zoals James Bond dat zou hebben gedaan”, voegt hij eraan toe. “Ik dacht dat het best zo geweest zou kunnen zijn dat hij bepaalde elementen speciaal had uitgekozen omdat ze hem aan zijn Blower uit 1930 deden denken, zoals de louvres in de motorkap, de gaasgrille en het effen kleurenschema met zwarte wielen. Ik heb twee race-tankdoppen gemonteerd omdat gezegd wordt dat Bond zich in zijn vroegere leven kortstondig met racen heeft beziggehouden. Fleming heeft het ook over ‘een grote achthoekige zilveren dop in plaats van de gebruikelijke gevleugelde B’ op de radiateur, waarmee hij waarschijnlijk eerder een standaard radiateurdop bedoelde die soms werd gebruikt om diefstal te ontmoedigen.”

Je zult inmiddels wel begrepen hebben dat Tony’s hang naar nauwkeurigheid grenst aan het obsessieve. Dat is het duidelijkst zichtbaar in het interieur, waarvoor hij het dashboard naar een eigen ontwerp zelf heeft gemaakt met gebruikmaking van multiplex op een ondergrond van lichtmetaal en afgewerkt met een dun laagje fineer van Amerikaans notenhout – gekozen omdat ‘Fleming een grote fan van Amerika was, en veel Amerikaans meubilair uit de jaren ’50 was afgewerkt in Amerikaans notenhout’. Op dezelfde manier heeft hij de wijzerplaten van de nieuwe instrumenten kunstmatig net voldoende laten ‘verouderen’. Het lettertype op de labels voor de schakelaars is de period-correcte Gill Sans is, met een laser geëtst in een geanodiseerde basis.

Wat lijkt op de grille van een radioluidspreker aan de linkerkant van het dashboard is in werkelijkheid het klepje van een compartiment. Daarin bevinden zich het pistool en de racebril die Bond altijd bij zich had in de auto – genoemd pistool maakt nog geen deel uit van Tony’s recreatie –, want een Bond-auto zou natuurlijk geen Bond-auto zijn zonder een of twee gadgets. Open de klep in de middenarmsteun en je vindt er een bakelieten telefoonhoorn – ‘uit een bommenwerper uit de jaren vijftig’ – terwijl eronder een lade zit met een heupfles en een doosje benzedrine-pillen die Bond gebruikte om zichzelf op te peppen. Dat lijkt misschien ongehoord tegenwoordig, maar Bond was een ‘product’ van de oorlogsjaren, toen RAF-piloten routinematig dergelijke pillen slikten om wakker te blijven tijdens lange missies.

Net voor de telefoon zijn twee drukknoppen te zien, voor de twee machinegeweren – uiteraard – en drie tuimelschakelaars. Twee ervan zijn gemarkeerd met ‘Oil’ en ‘Smoke’, maar de derde is voor ‘Hindsight’ wat in het Nederlands zoveel betekent als ‘achteraf bezien’. Dat duidt overigens niet op een of ander technisch achteruitkijkapparaat. Tony legt grijnzend uit: “Iedereen zegt dat hindsight iets geweldigs is, omdat je terugkijkend altijd heel goed weet hoe je iets had moeten aanpakken, dus vond ik ‘hindsight’ wel een heel mooi snufje om toe te voegen!”

Aan de rechterkant van het dashboard bevindt zich nog een schakelaar, met het opschrift ‘Supercharger’, en een boost-meter. In On Her Majesty’s Secret Service rijdt Bond vijftien kilometer door een bos in Noord-Frankrijk en wordt ingehaald door een mooi meisje dat in een witte ‘Lancia Flaminia Zagato Spyder’ rijdt (Fleming was soms wat nonchalant wat typebenamingen betreft).

Fleming schrijft: “Met samengeperste lippen trapte hij het gaspedaal in, pakte het stuur stevig vast op standje ‘kwart voor drie’ en ging achter haar aan.” Er volgt een lange en enerverende achtervolging, waarvan de essentie is dat de Bentley zijn achterstand niet inloopt, zelfs niet met een tempo van 185 km/h, reden waarom Bond handmatig de supercharger inschakelt. Dat levert hem op de rechte stukken voordeel op, maar uiteindelijk verliest hij de Lancia – en het meisje – uit het oog op de geplaveide, kronkelige straatjes van Montreuil, waar de starre achteras van de Bentley niet kan wedijveren met de De Dion-achterwielophanging van de Flaminia.

Bond vraagt zich vervolgens mistroostig af of het gebruik van de compressor zijn motor misschien schade heeft berokkend, mede gelet op het feit dat de garantie reeds was vervallen doordat hij aan Rolls-Royce had opgebiecht dat hij zo’n drukvuller had laten monteren. “Maar”, mijmert hij, “de temperatuur en de olie waren in orde en er waren ook geen dure geluiden te horen. En, mijn hemel, wat was het leuk geweest!”

Momenteel wordt de motor in Tony’s auto nog op puur atmosferische wijze beademd, maar hij heeft onlangs een geschikte supercharger van het merk Arnott aangeschaft. Echter, zoals hij er nu bij staat, heeft de Bentley zescilinder eigenlijk al een geschikte ‘Q-behandeling’ gekregen. “Het is een 4,9-liter motor uit de S1, een 4.9 was later ook beschikbaar voor de Continental. Fleming zegt in zijn beschrijving specifiek dat dit de ‘nieuwe motor’ is”, legt Tony uit. “Ik vond hem in Amerika voor £ 1200. Hij is gereviseerd en voorzien van een andere nokkenas, een lichter vliegwiel en lichtere zuigers. Daarmee levert hij ongeveer 190 pk, een stuk meer dan de standaard 165, en heeft hij héél veel koppel. Je zou 240 pk kunnen bereiken door drie carburateurs te monteren, maar mij interesseert het meer dat het ‘Fleming-correct’ is.”

Dat betekent niet dat deze auto niet op zijn staart getrapt gaat worden, want Tony is wel degelijk van plan om het soort uitstapjes dwars door Europa te maken waarvoor Bond zijn hand niet omdraaide. Wat hij nog moet uitvinden is hoe op passende, elegante wijze in te stappen, iets dat niet zo eenvoudig is door het naar achteren scharnierende portier en de rechts op de vloer gemonteerde versnellingspook. Tony heeft bewust voor deze ‘suicide doors’ gekozen, zegt hij, omdat hij denkt dat deze ook in Bond’s cabriolet-coupé uit 1930 hadden kunnen zitten – en omdat Bond, als de beperkt gedresseerde man die hij was, het wel had kunnen waarderen een glimp op te vangen van de benen van een vrouwelijke passagier als deze uitstapte!

Mijn beurt in Bond’s Bentley: nadat ik de versnellingspook veilig heb weten te omzeilen, ga ik op zoek naar het gaspedaal dat diep verscholen is tussen de rem en de zijbekleding van de voetenruimte. Ik druk op het middenpaneel een verchroomde knop in en de Bentley komt mooi en helder klinkend tot leven. Toepasselijk genoeg klinkt hij stationair bijna Amerikaans, als een grote achtcilinder-in-lijn, en zijn stem klinkt opmerkelijk hoger dan het diepe gebrul van een vintage Bentley, maar als je eenmaal rijdt, klinkt hij uitgesproken sportief. Sterker nog, hij knalt en knettert. De pedaalslag is kort en de reacties zijn direct, mede dankzij het lichtere vliegwiel. De vrije slag is echter vijf centimeter, waardoor het gas lastig te doseren is.

Vergis je niet: het is een snelle auto. Hij trekt krachtig in elke versnelling en het motorkoppel is zo hoog dat het per ongeluk inleggen van de derde versnelling in plaats van de eerste bij het wegrijden geen moment grote stagnatie veroorzaakt. Omdat hij is uitgerust met een achteras met de eindreductie van de Continental, draait hij relatief weinig toeren en voelt hij alsof hij 130 km/h op de snelweg de hele dag zou kunnen volhouden, terwijl zijn inzittenden comfortabel verpozen achter de zeer schuin geplaatste voorruit. Tony is ervan overtuigd dat de achterste vinnen voor extra stabiliteit zorgen op hoge snelheid, ook al heeft hij deze puur voor hun uiterlijk gekozen.

De Bentley rijdt eigenlijk het best bij hoge snelheden, bij een laag tempo vraagt de enigszins vage besturing een mate van corrigeren die een Bentley onwaardig is. Ongetwijfeld kun je wennen aan die eigenaardigheid, maar je zou het ook kunnen elimineren door de stuurgeometrie grondig onder handen te nemen. De besturing is bovendien vrij indirect, waardoor je af en toe flink moet ‘hoepelen’. Voordeel is echter dat de auto daardoor licht stuurt en je de Avon Turbospeed banden vermakelijk kunt laten kermen op rotondes. Ondanks zijn formaat helt de Bentley daarbij relatief weinig over, wat deels komt doordat Tony’s aluminium en open carrosserie een stuk lichter is dan die van een stalen sedan. Het zou interessant zijn om hem tegenover bijvoorbeeld een kundig gereden ‘Lancia Flaminia Zagato Spyder’ te zetten.

In deze reportage zijn geen foto’s te zien van de auto met de kap dicht, domweg omdat die er nog niet op zit. Tony is er druk mee bezig. Het zal zelfs een belangrijke laatste stap zijn. “Ik had tegen mijn vrouw gezegd dat we met deze Bentley op huwelijksreis zouden gaan – en we zijn nu zeven jaar getrouwd! We zijn indertijd naar Toulouse gereden in mijn Morgan 4/4, en het heeft de hele rit geregend, twaalf uur lang. Toen ik zei dat ik dacht dat ze daardoor misschien moest huilen, zei ze ‘alleen van binnen’. Daarom heb ik haar beloofd dat ik de Bentley helemaal in orde zal maken voordat we er een echte trip mee gaan maken.”

Ongetwijfeld zou Bond het een bespottelijk idee gevonden hebben om zoveel rekening te houden met een vrouw. Gelukkig heeft Tony ervoor heeft gekozen zijn held wat dat betreft niet na te doen…

JAMES BOND BENTLEY CONTINENTAL ROADSTER (1953/2023)

Motor 4887 cm3, zescilinder-in-lijn, kopkleppen (inlaat), zijkleppen (uitlaat), twee SU-carburateurs Vermogen ca. 190 pk  Transmissie handgeschakelde vierversnellingsbak, achterwielaandrijving, achterasoverbrenging 13:40 (Continental) Stuurinrichting worm en rol  Wielophanging voor dubbele driehoekige draagarmen, schroefveren, hefboomdempers; achter starre as, semi-elliptische bladveren, hefboomdempers Remmen trommels rondom Gewicht 1600 kg (schatting) Topsnelheid ca. 193 km/h Acceleratie 0-100 km/h in ca. 10,5 sec

× Wil je direct contact?