Door Ton Roks (uit Octane Magazine 77)
Een BMW M5 Touring die volgetankt bijna 2,5 ton weegt, maar desondanks een top van 305 km/h heeft en in 11,6 seconden van 0 naar 200 km/h kan accelereren. Machtige prestaties, dat zeker, meer daarover in een volgende editie. Behalve verbazing over zijn capaciteiten reed er in de M5 ook voortdurend een prangende vraag mee – zou ik er zelf eentje kopen als ik een nieuwe auto kon aanschaffen?
Die vraag dient zich overigens steeds vaker aan in een nieuwe auto, om meerdere redenen. De eerste is dat auto’s steeds zwaarder, groter en complexer worden. Accupakketten en hybridesystemen zijn daar debet aan. De M5 Touring is geen hybride omdat BMW dat zo’n excellente techniek vindt voor een superstationwagen. Niemand heeft om een hybride M5 gevraagd, ik niet in elk geval. Hij heeft die techniek omdat hij daarmee de WLTP-cyclus voor een aanzienlijk deel elektrisch kan rijden, waardoor hij een gemiddelde CO2-uitstoot scoort van een ongelooflijk lage 39 gram per kilometer – een zesde (!) van wat de vorige generatie deed. Dat heeft het plezierige gevolg dat hij aan de draconische belastingen ontsnapt die op de uitstoot gebaseerd zijn – bij ons BPM genaamd.
‘Analoge, niet nodeloos complexe en voor gewone stervelingen nog handelbare auto’s worden steeds schaarser’
De tweede reden schuilt in de steeds hogere vermogens en prestaties. Nu heb ik daar nooit bezwaar tegen gehad, maar er is kennelijk toch een grens – bij mij in elk geval. Topsnelheden boven de 250 en zelfs 300 km/h zijn in het sportsegment geen zeldzaamheid meer. Ferrari’s nieuwe F80 – ook een hybride – levert 1200 pk, heeft een topsnelheid van 350 km/h en zit vol technologie om dat enigszins consumeerbaar te maken. Net zoals bij steeds meer sportmachines het geval is. De prestaties liggen op zo’n hoog niveau dat het voor een goede bestuurder niet meer mogelijk is de auto te besturen zonder hulpmiddelen. Een snelle sprint? Gebruik alstublieft de Launch Control, anders gaat het fout. Driften? Een heel arsenaal aan technologie is paraat om het stuur en gaspedaal van je over te nemen en je auto fraai rokend een hoek om te laten komen.

De nieuwe superauto’s zijn heel gaaf om te rijden – op een circuit of in een dunbevolkt gebied ergens in het noorden van Schotland of op een Spaanse hoogvlakte. De fabrikanten zijn meestal zo slim en vriendelijk de auto in kwestie op een gelijke locatie te introduceren. De realiteit van het gewone leven is echter anders. Aan de hunkering vol gas te geven kun je zelden of nooit toegeven, want dan katapulteer je jezelf onmiddellijk het hoogst illegale in. Meerdere minuten lang de grenzen van een superauto opzoeken is zelden mogelijk, dat kan alleen in een andere wereld, die niet of nauwelijks meer bestaat. Ooit was ik op bezoek bij TAG Heuer en daar toonden ze me een volledig mechanisch horloge, een chronograaf, die op 1/1000e seconde nauwkeurig een tijd kon registreren. Een magistraal stukje werk, een superhorloge, maar met nauwelijks praktische waarde voor de tijdwaarneming vanwege de onvermijdelijke onnauwkeurigheid van diegene die op het knopje drukt. Heel mooi om te hebben, dat wel, ondanks dat de waarde van zijn prestaties welbeschouwd nihil is. Net zoals die van menige met technologie overladen superauto. De mogelijkheden om van zijn uitzonderlijke prestaties te genieten zijn klein, heel veel kleiner dan die van lichte en agiele sportauto’s met pakweg 200 à 300 pk.
Helaas worden analoge, niet nodeloos complexe en voor gewone stervelingen nog handelbare auto’s steeds schaarser. Ze zijn er nog wel, denk aan de Alpine A110, Lotus Elise/Exige en Mazda MX-5.
Er is nog een reden om mezelf de vraag te stellen of ik ooit nog een nieuwe auto zal kopen. Dat zijn de hinderlijke – en soms zelfs gevaarlijke – hulpsystemen die sinds juli 2024 verplicht zijn in nieuwe auto’s. De EU heeft verordonneerd dat die telkens opnieuw geactiveerd worden zodra je de auto start. Ze mogen alleen uitgezet worden door de bestuurder via een verplichte ‘sequence of actions’. Daarom moet je steeds weer je beeldscherm induiken om ze stuk voor stuk uit te zetten. Alpine heeft het ‘alles uitschakelen’ in de A290 GTS slim opgelost met één simpele knop in het dashboard die je tweemaal moet indrukken – ook dat is namelijk een ‘opeenvolging van handelingen’.
Een nieuwe sportieve auto zie ik mezelf niet snel kopen, vanwege de extreme gewichten en complexiteit, de ‘assistenten’ die geregeld je vijand zijn, de voor sportauto’s onnodige hybridesystemen en de prestaties die alleen genietbaar zijn in een niet meer bestaand universum. De ironie van ‘de vooruitgang’ is dat nieuwe auto’s een aanbeveling zijn geworden voor het kopen van een gebruikte.