TEKST Richard Meaden FOTO’S Matt Collett

De wereld der restomods groeit en bloeit, duidelijk is dat zelfs klassiekers waarover al heel is verteld, nog een paar sappige hoofdstukken in zich hebben. Zie deze opnieuw uitgevonden MGB’s van Frontline Developments in het Britse Oxford en de auto’s die uit de werkplaatsen van Eagle en Alfaholics komen. Frontline Developments behoort tot de eersten die in Groot-Brittannië begonnen zijn met restomodding, een term waarvoor we hier geen Nederlandse equivalent gaan bedenken omdat hij inmiddels net zo ingeburgerd is als het aloude hotrodding.


Om te vieren dat de heren in Oxford al drie decennia in het vak zitten, en omdat de MGB zijn 60ste verjaardag heeft gevierd, heeft Frontline de LE60 gecreëerd, een gelimiteerde serie van dertig speciale wide-body MGB GT’s met een flink opgevoerde 4,8-liter versie van de bekende Rover V8. En dat is me nogal een auto geworden. Alle kennis en ervaring die Frontline in de afgelopen jaren vergaarde is erin gestopt, waardoor de lat een fors stuk hoger is gelegd qua modificaties, ambities, prestaties en ook prijs. Met de LE60 heft het bedrijf bovendien voor het eerst de V8 uitgekozen voor een van zijn specials.

Met een prijs van £ 175.000,– (exclusief belastingen) is de LE60 zo’n 50 mille duurder dan Frontline’s eerdere 2,0 en 2,5-liter LE50 en Abingdon Edition. Als je oud genoeg bent om nog te hebben meegemaakt dat je voor een grijpstuiver een MGB kon kopen, zal die prijs waarschijnlijk een flinke schok zijn. Maar diegenen die ooit een auto hebben laten restaureren, weten dat zulks een flinke schep geld kost, zeker als je topkwaliteit nastreeft. Dan hebben we het nog niet gehad over de enorme hoeveelheid tijd en werk die in het ontwikkelen van de LE60 zijn gestoken en in het realiseren van de vele modificaties. In de bouw van een LE60 zitten bovendien tussen de 950 en 1050 manuren. Als je dat, en ook de kosten van de materialen, bij de restauratiekosten optelt, is het prijsniveau van zo’n LE60 lang zo gek niet meer.


Net zoals alle heel goede restomods is de LE60 ingrijpend onder handen genomen, echter met sympathie voor het origineel als strikte leidraad. Frontline kent de MGB letterlijk door en door, bouwt auto’s op topniveau, met het respect en de aandacht die alleen mensen leveren voor wie MGB’s een passie zijn geworden.
Als het over wide-body MG’s gaat, zul je waarschijnlijk, net zoals ik, onmiddellijk denken aan de fabrieksracers uit de jaren ‘60. Deze GT’s hadden fors uitgebouwde ‘Sebring’ spatschermen, enigszins vergelijkbaar met de Mk1 Escort rally-auto’s uit die tijd, en zagen er indrukwekkend, maar ook een tikje cartoonesk uit. Frontline had gemakkelijk hetzelfde kunnen doen, maar heeft ervoor gekozen de originele, door Pininfarina getekende, lijnen van de GT discreet wat meer spierballen te geven. De carrosserie en andere plaatdelen zijn gemaakt door British Motor Heritage, hetzelfde bedrijf dat deze vroeger voor de fabriek perste.

De LE60 is een veel bredere auto, maar je ziet dat eigenlijk pas goed als je hem naast een standaard B parkeert. Dan zie je goed dat hij voor 15 centimeter breder is en achter maar liefst 25! Hij heeft biceps gekregen, dat zijn de eerste woorden die je te binnen schieten als je hem bekijkt. Zijn gespierde en afgetrainde verschijning wordt versterkt doordat alle lasnaden zijn weggewerkt en de bumpers achterwege zijn gelaten. De prachtige, periode-correcte, 16-inch lichtmetalen wielen Dunlop wielen dragen ook aan zijn stoere verschijning bij. Persoonlijkheid heeft de LE60 genoeg, maar hij doet niet overdreven zijn best om de aandacht te trekken. Op het moment dat je dat laatste toch wilt, hoef je alleen maar de door Frontline naar 4,8 liter vergrootte V8 op zijn staart te trappen.


Veel onderdelen zijn nieuw gemaakt voor de potente achtcilinder, naar de specificaties van Frontline: nieuwe drijfstangen, gesmede zuigers, stoterbussen met rollagers, een stalen krukas, geoptimaliseerde cilinderkoppen en een elektronisch motormanagement met drive-by-wire gasklep. De achtcilinder is getooid met Frontline’s in eigen huis ontworpen luchtkamer – absoluut een kunstwerk. Het maken ervan uit een massief blok aluminium is een week werk op een zeven-assige CNC freesmachine. Het resultaat is er dan ook naar: een schitterend uitziende motor die 380 pk levert en 403 Nm aan koppel. Als je weet dat de LE60 slechts 1122 kilo weegt, weet je ook dat hij in staat is tot prestaties die nog nooit een MGB heeft geleverd.
Om die kanjer van een V8 optimaal te benutten heeft het onderstel van de B een hele zwik upgrades ondergaan, waaronder een aantal versterkingen en speciale, verstelbare dempers van Nitron, 310 mm remschijven (de grootste die je ooit op een MGB zult zien), een vijfbak van Tremec met Frontline’s eigen binnenwerk, een sperdifferentieel, nieuwe geometrie voor de voorwielophanging, een starre achteras die met zes ophangpunten in het gareel wordt gehouden, verstelbare anti-roll bars en bekrachtigde besturing (ook instelbaar).

Ondanks alle knappe en indrukwekkend goed geïntegreerde, nieuwe hardware zou je kunnen denken dat de LE60 gemakkelijk te overweldigen is door die krachtpatser in zijn vooronder, vooral op de koude en vochtige wegen waarop we hem reden. Dat bleek behoorlijk mee te vallen, hij ligt als een huis op de weg, en het is heel evenwichtige, uitgebalanceerde machine. De motor is machtig, met genoeg vuurkracht om de B als ontketend richting horizon af te schieten. Maar de V8 wil ook zo beschaafd zijn dat hij netjes en welwillend naar genuanceerde commando’s van het gaspedaal luistert. Dat helpt je om de verrassend ver weg liggende limieten van de tractie en de grip met groeiend vertrouwen te verkennen. Hij klinkt fantastisch als je tempo maakt, een hartverwarmende, met zorg gecomponeerde roffel, en dat zonder noemenswaardig veel demping.
Je realiseert je weer hoe petite een gewone MGB eigenlijk is als je de LE60 in ogenschouw neemt, want die ziet er ondanks zijn wide-body nog steeds uit als een heel compacte sportauto. Daardoor is het nog steeds een perfecte sporter voor smalle landwegen en vloeiende provinciale wegen. Ik zou wel een iets zwaardere besturing willen, maar dat kan geregeld worden, de bekrachtiging is immers instelbaar. De combinatie van een laag gewicht en een groot slagvolume maakt de LE60 heerlijk veelzijdig, je kunt genieten van de souplesse van de V8 en diens spierballen bij lage toerentallen, of je kunt hem naar het rood jagen terwijl je in rap tempo opschakelt – hij vindt het allebei prima.


Hij is nog comfortabel ook, wat je niet altijd kunt zeggen van klassiekers uit de jaren ‘60. Frontline maakt zelf aluminium stoelframes, desgewenst voor elke klant op maat, met een scherp oog voor het geven van de juiste steun. Zoals te verwachten viel, zijn ze prachtig met leer bekleed, wat ook in-huis wordt gedaan wordt. Ik denk dat ik mijn LE60 in Old English White bestel met zilverkleurige wielen en donkergroen leer, in het geval dat geluk me ooit ten deel valt.

DE TWEEDE NIEUWE MGB van Frontline had niet meer verschillend kunnen zijn. De LE60 is een spectaculaire en donderende felicitatie aan de jarige B. De Frontline MGB EV Edition, oftewel BEE in het kort, is een eerste, voorzichtig verkennende stap in de netelige wereld der geëlektrificeerde klassiekers. Om eerlijk te zijn heb ik weinig op met het elektrisch maken van klassieke auto’s. Frontline’s oprichter, Tim Fenna, nam me de wind uit te zeilen door te zegen dat hij er ook zo in staat. Toch heeft hij – heel bewonderenswaardig – zijn bezwaren en twijfels opzij geschoven en is een EV-conversie van de B gaan ontwikkelen die zijn gevoeligheden als enthousiast geen geweld aan doet en geen karaktermoord pleegt op de compacte sportwagens waarvan hij zo houdt. Ik moet het toegeven, dat het hem aardig goed is gelukt.

Als je BEE GT zo ziet staan, zou je niet raden dat er iets heel anders onder dat mooie coupé-lijf verborgen zit dan je gewend bent. Er snel even een Tesla onder plakken was helemaal niks voor Fenna. Nee, zijn eerste elektrische MGB, een prototype, is slechts 127 pk sterk, niet zo veel meer dan een originele B. Fenna heeft hem niet volgepropt met accu’s, waardoor de BEE nog geen 1200 kilo weegt. De massa is daarnaast evenwichtig over beide assen verdeeld, wat betekent dat je op een perfecte balans mag rekenen.


Als je de motorkap opent, zie je een Hyper9 100V motor een 40 kWh accupakket. Als je instapt, zal het je verbazen om een versnellingspook te zien. Ja, er hangt dezelfde versnellingsbak achter de motor als in de LE50, die van Mazda’s MX-5. Fenna, die ook hoofdingenieur is bij Frontline Developments, heeft zich uitgeput om reacties op het gaspedaal te creëren die geen harde trap in je rug zijn zoals bij de meeste EV’s, maar meer op die van een B met zuigermotor lijken. Dat, in combinatie met de handbak, laat nog enigszins iets in stand van de belevenis die een originele B je geeft.
Het resultaat is dat je je onmiddellijk thuis voelt in de BEE, maar je voelt je een vreemdeling zodra je gaat rijden. Het interieur is een plaatje, perfect in de stijl van de zestiger jaren met mooie, analoge instrumenten – en je ‘start’ de BEE zelfs met een contactsleutel. Het voelt contra-intuïtief om de koppeling niet te hoeven gebruiken als je wegrijdt of tot stilstand komt. De BEE rijdt zonder meer weg uit stilstand in I, II en III, dankzij een koppel dat 220 Nm sterk is en zij lage gewicht.


Als hij eenmaal rolt, moet je de koppeling gebruiken om te schakelen. De I en II liggen dicht bij elkaar en wegrijden in II gaat prima, en daarna kun je hem eventueel in III laten staan, want de elektromotor kan tot 9000 toeren doorhalen. Bij het terugschakelen kun je heel-and-toe toepassen om het toerental van motor en de transmissie te synchroniseren. Dat hoeft niet, maar het is beter want daarmee creëer je een mooi vloeiende overgang bij het schakelen in plaats van een schokkende.
Als je opschakelt hoor je het toerental vallen, in dat opzicht is de aandrijflijn vergelijkbaar met die van een auto met een zuigermotor. Als je ver in toeren doortrekt, hoor je het lichte jankgeluid van de elektromotor aanzwellen en in hoogte toenemen tot een soort van huil, enigszins vergelijkbaar met een Wankelmotor die op zijn staart wordt getrapt. De beleving – een te veel gebruikt woord in onze wereld – is niet helemaal hetzelfde als in een klassieke BGT, dat zal duidelijk zijn, maar er is zeker genoeg van aanwezig in de BEE om je tevreden te stellen, temeer omdat het een echte, eerlijke beleving is, en geen gecreëerde.


De BEE is geen snelle auto, hij is naar de standaard van nu nauwelijks rap te noemen. Hij heeft 8,8 seconden nodig om van 0 naar 60 mph (96,6 km/h) te accelereren en zijn topsnelheid is 193 km/h. Serveer hem echter niet af, zonder hem geprobeerd te hebben. Je voelt je opgelucht en bevrijd als je in een pittige sportauto onbekommerd kunt opschakelen en gas geven zonder onmiddellijk in strafbare snelheden te belanden. Het voelt alsof je net je rijbewijs hebt gehaald en voor het eerst de weg op mag zonder dat iemand je steeds op je vingers tikt.


Net zoals alle EV’s rolt de BEE even moeiteloos als deugdzaam door stadjes en dorpen, echter bij parkeersnelheden wil hij nauwelijks ‘kruipen’, waardoor je meer gas moet geven dan je normaliter zou verwachten om in beweging te komen. De actieradius is 225 kilometer en het kost je rond de 5,5 uur om zijn accupakket te vullen, een gevolg van de bescheiden 7 kW laadsnelheid. Dat is verder beneden het hedendaagse peil, weet echter dat deze BEE nog een prototype is nog verder ontwikkeld gaat worden. Fenna zegt dat de productie-versies een vermogen van zo’n 200 pk zullen hebben en een actieradius van 320 kilometer. De prestaties komen daarmee op het niveau van Frontline’s viercilinders met motoren van Mazda en daarmee kun je briljant veel plezier hebben. De BEE zal straks dan ook meer kunnen zijn dan een vriendinnetje voor een weekeinde. Langere trips of een weekendje weg worden dan mogelijk.


Zoals altijd met dit type auto’s is de prijs een factor van formaat. Frontline denkt £ 129.000,– (exclusief belastingen) voor een BEE te gaan rekenen – hetzelfde als voor de viercilinders – en dat komt doordat een totaalrestauratie er onderdeel van is. Het concept dat Frontline heeft ontwikkeld, ligt bovendien op een hoger niveau dan de gemiddelde geëlektrificeerde klassieker. Als je iets verder kijkt dan de prijs, zie je dat het een doorwrochte auto is en dat Frontline een interessante eigen weg is ingeslagen. De BEE rijdt veel beter dan je zou verwachten en bewijst dat een elektrische auto niet loeizwaar hoeft te zijn en dat EV’s zeker niet hoeven te zijn zoals de meeste nu zijn, zinloos snel en verder zo goed als levenloos. Frontline bewijst – mede dankzij het in stand houden van de versnellingsbak – dat ook een elektrische auto eerlijk rijplezier kan bieden. De BEE kost meer dan de meeste klassiekers die een transplantatie naar elektrisch hebben ondergaan, maar er is dan ook veel meer werk in gestopt. Het schakelen brengt meer betrokkenheid met zich mee door de aandacht die het vraagt en de cadans die het met zich meebrengt. Voeg daaraan toe de lichtvoetigheid en wendbaarheid van de BEE. Het totaalresultaat is dat hij nieuwe lagen en diepten toevoegt aan de anders zo eendimensionale ervaring waarin EV’s blijven steken. De grote EV-fabrikanten kunnen wat leren van deze MGB GT.


Toen ik bij Frontline in Oxford arriveerde, verwachtte ik verliefd te worden op de LE60 en op z’n best niet overtuigd door de BEE. Nu, de LE60 met zijn machtige V8 levert alles waarvan ik houd bij klassiekers uit die tijd, verpakt in een prachtig en weldoordacht pakket. Maar het is de BEE, inclusief de hardware onder zijn huid, die de meeste indruk op me heeft gemaakt. Het is een eigenwijs ding, maar ik weet zeker dat iedereen die erin rijdt aangenaam verrast zal uitstappen en geïntrigeerd zal zijn door de alternatieve kijk van Frontline op elektrisch rijplezier.

× Wil je direct contact?